Spraak- en audio-onderzoek

Spraak- en audio-onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is onder te verdelen in spraakonderzoek, transcriptie en technisch onderzoek aan geluidsopnamen.

Bij vergelijkend spraakonderzoek vergelijkt de forensisch onderzoeker geluidsopnamen van gesprekken die te maken hebben met een misdrijf, met geluidsopnamen van (meestal) de verdachte.

Transcriptie is een schriftelijke weergave van de geluidsopname. Het technisch onderzoek richt zich op de vraag of een geluidsopname met een bepaald apparaat is gemaakt en of de opname gemanipuleerd is.

Voorbeeld: getapt telefoongesprek

In een door de politie opgenomen telefoongesprek bespreken de gespreksdeelnemers de mogelijkheid om een vuurwapen, dat een van hen gebruikt heeft tijdens een overval, te verbergen. Van de politieverhoren van de twee verdachten van een gewapende overval zijn geluidsopnamen gemaakt. Alle opnamen worden aangeboden bij het NFI voor onderzoek.

Spraak- en audio-onderzoek is onder te verdelen in spraakonderzoek, transcriptie en technisch onderzoek aan geluidsopnamen.

Welke vragen krijgt de spraak- en audio-onderzoeker?

  • Heeft een verdachte deelgenomen aan een telefoongesprek?
  • Wat is de inhoud van een geluidsopname?
  • Gaat het om een bewerkte of onbewerkte opname?

Methoden en technieken

  • Als het onderzoeksmateriaal daarvoor geschikt is wordt een zogenaamde ‘evidence line-up’ samengesteld: fragmenten van de sprekers uit het telefoongesprek, de fragmenten uit de verhoren en fragmenten van andere sprekers worden in willekeurige volgorde achter elkaar gezet. De spraakonderzoeker groepeert de fragmenten en legt daarmee relaties tussen de fragmenten.
  • Uitgebreide auditief-akoestische analyse van het volledige onderzoeksmateriaal. Hierbij maakt de onderzoeker een analyse van de spraakuitingen uit het telefoongesprek, het zogenaamde betwiste materiaal en van de spraakuitingen van de verdachten uit de verhoren, het vergelijkingsmateriaal.

Bij het interpreteren van de resultaten houdt de onderzoeker altijd rekening met de gesprekssituatie en de opnameomstandigheden omdat deze van invloed zijn op de manier waarop iemand spreekt. Zo wordt bijvoorbeeld tijdens een politieverhoor anders gesproken dan in een telefoongesprek tussen bekenden.