Wat kunnen schotresten vertellen over een schietincident?

Schotresten zijn met het blote oog meestal niet te zien. Toch spelen deze minuscule deeltjes een grote rol in onderzoeken naar schietincidenten. Ze kunnen zich verspreiden over de plaats delict, maar ook op handen, kleding of andere voorwerpen terechtkomen. Schotresten zijn onzichtbare sporen, stille getuigen die iets kunnen vertellen over wat er is gebeurd. "Met schotrestenonderzoek kunnen we een persoon koppelen aan een schietproces," vertelt Koen van der Ham, schotrestendeskundige bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). "Dat betekent niet automatisch dat iemand ook zelf heeft geschoten. Sta je dicht bij een afgaand vuurwapen, dan kunnen er ook schotresten op je terechtkomen."

Vergroot afbeelding Detail van een inschot in kleding
Detail van een inschot in kleding.

Schieten met een vuurwapen begint met het overhalen van de trekker. In een fractie van een seconde klinkt een luide knal en verlaat de kogel de loop. In die tijd gebeurt er veel:  de hamer slaat op de onderkant van de huls, tegen het slaghoedje met de slagsas. Deze reageert, waardoor warmte vrijkomt die het kruit aansteekt. De druk van de verbranding van het kruit duwt de kogel uit de loop. Tegelijkertijd ontstaat  er een wolk van schotresten: roet, kruitdeeltjes en metallische deeltjes afkomstig van de slagsas. Het schotrestenonderzoek richt zich op het opsporen van deze sporen.

Schiethanden

Wanneer er een misdrijf heeft plaatsgevonden, neemt de politie monsters op de plaats delict. Bij een schietincident kunnen zij eventueel aanwezige schotresten bemonsteren met een zogeheten ‘onderzoeksset schiethanden’ Zo’n set bevat stubs, kleine aluminium monstertafeltjes van 2,5 centimeter doorsnee, met een koolstof plaklaag. Door de stubs bijvoorbeeld op de handen van een verdachte te drukken, blijven deeltjes vastplakken. De stubs worden vervolgens opgestuurd naar de schotrestenonderzoekers.

Onzichtbare sporen zichtbaar maken

Aan hen de uitdaging om de onzichtbare sporen zichtbaar te maken. Dat gebeurt met een elektronenmicroscoop, die de metallische deeltjes op een bemonstering zichtbaar maakt. Er kunnen tienduizenden deeltjes aanwezig zijn, die in de microscoop één voor één worden onderzocht. "Zo bepalen we de uiterlijke kenmerken en elementsamenstelling van deeltjes op een stub," vertelt Van der Ham. "We bekijken waar de deeltjes liggen en of het daadwerkelijk om schotresten gaat. Gelukkig gebeurt dit grotendeels automatisch. Zo’n analyse kan tot wel twee dagen duren.”

De elektronenmicroscoop verdeelt het oppervlak van een stub in velden en genereert zwart-witbeelden van die stukjes. Elk pixel krijgt een grijswaarde. "Hoe zwaarder de elementen, hoe hoger de grijswaarde, en dus hoe witter het beeld " legt Van der Ham uit. Schotresten bestaan vaak uit zware elementen, zoals lood, barium en antimoon. Plekken die boven een bepaalde grenswaarde uitkomen, zijn mogelijk relevant voor schotresten. Deze worden gemarkeerd en nader onderzocht.

Na analyse classificeren onderzoekers de deeltjes in categorie A en B. Categorie A bevat de cruciale deeltjes die karakteristiek zijn voor schotresten en waarvoor geen andere bron bekend is dan een schietproces. In categorie B komen deeltjes die afkomstig kunnen zijn van een schietproces, maar óók van een andere bron afkomstig kunnen zijn, zoals vuurwerk. De resultaten nemen deskundigen op in een rapport, met een omschrijving van de bewijskracht van de gevonden sporen.

Vergroot afbeelding Onderzoeker bemonstert een trui
Schotrestendeskundige Koen van der Ham onderzoekt een kledingstuk op het laboratorium.

Roze vlekken

Schotrestenonderzoekers hebben nog een methode om sporen zichtbaar te maken, die ze toepassen om de spreiding van lood rondom een kogelgat in kleding te onderzoeken: het maken van een verkleuringsbeeld. Dit gebeurt met filtreerpapier, een zure oplossing van wijnsteenzuur in water, en het kleurreagens natriumrhodizonaat. De methode begint met het bevochtigen van het filtreerpapier met de zure oplossing. Vervolgens wordt dit papier onder hoge druk tegen de kleding met de inschotbeschadiging geperst. De zure oplossing lost hierbij het lood op, dat vervolgens wordt geabsorbeerd door het filtreerpapier. Nadat het papier gedroogd is, spuit de onderzoeker het kleurreagens erop. “Waar lood aanwezig is, verschijnen roze vlekken. Dit maakt de spreiding van het lood rond het inschot zichtbaar.”

Het bepalen van de schootsafstand

Met dit onderzoek kan Van der Ham ook de schootsafstand bepalen: de afstand tussen de loop van het vuurwapen en de inschotbeschadiging. Eerst bekijkt hij de beschadiging visueel, op zoek naar sporen zoals beroeting en kruitdeeltjes. Daarna wordt een verkleuringsbeeld gemaakt van het inschot, om de spreiding van lood zichtbaar te maken. Als het vuurwapen beschikbaar is, vuren onderzoekers proefschoten af op witte katoenen lappen op verschillende afstanden. "We maken verkleuringsbeelden van die lappen en vergelijken die met de sporen op het kledingstuk uit de zaak," legt Van der Ham uit. Ook zonder het originele wapen is dit mogelijk. "We bewaren alle proefschotenseries. Als bekend is welke munitie is gebruikt, kunnen we die vergelijken met de sporen op kleding. Zo kunnen we, ook zonder wapen, een goed onderbouwde conclusie trekken over de schootsafstand."

Verder kijken dan alleen aanwezigheid

Van der Ham benadrukt dat het onderzoek verder gaat dan enkel vaststellen of er schotresten aanwezig zijn. In opdracht van het Openbaar Ministerie (OM) of de rechtspraak onderzoekt het NFI vervolgvragen, zoals hoe de deeltjes op een bepaalde plek terechtkwamen en wat de rol van de verdachte was. "Als een schutter een wapen afvuurt en jij staat er vlakbij, kan het zijn dat jij méér schotresten op je hebt dan de schutter,” legt Van der Ham uit. “Bijvoorbeeld, als er een worsteling plaatsvindt waarbij een vuurwapen afgaat terwijl het slachtoffer zijn hand over de hulsuitwerper heeft. Dan kan het slachtoffer meer schotresten op zijn handen hebben dan de schutter.”

Soms bootsen onderzoekers zelfs een scenario na op de schietbaan van het NFI, bijvoorbeeld om te achterhalen wie van twee verdachten het wapen heeft gebruikt. Daarbij is contextinformatie, zoals camerabeelden of verklaringen, van groot belang. Door de sporen van schotresten te analyseren kan de betrokkenheid van verdachten duidelijker worden vastgesteld. “Deze onderzoeken vind ik het leukste om te doen,” zegt Van der Ham. “We kunnen rechters zo helpen om onze onderzoeksresultaten beter te begrijpen. Bovendien is elk onderzoek anders, omdat de interpretatie sterk afhangt  van de context van het schietincident.” Hij hoopt dat schotrestenonderzoek steeds meer waarde krijgt, juist door verder te kijken dan alleen de aanwezigheid van schotresten.