DNA-specialisten van het NFI leveren bijdrage aan tientallen buitenlandse strafzaken

Birgitte Tengs, een Noors meisje van 17 jaar oud, werd in mei 1995 verkracht in haar woonplaats Kopervik op Karmøy in Noorwegen. Ze werd vermoord en in een weiland in de buurt van haar huis teruggevonden. In 2021 werd een verdachte aangehouden. Een belangrijk deel van het bewijs in de zaak is een DNA-match, waaraan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) een bijdrage leverde. De inhoudelijke behandeling van de Noorse zaak is afgelopen week afgerond. Naast deze zaak levert het NFI met zijn kennis en expertise een bijdrage in tientallen andere internationale strafzaken. DNA-deskundige Arnoud Kal van het NFI rapporteerde over het Noorse DNA-onderzoek: “Het is bijzonder en waardevol om als Nederlands instituut ook een bijdrage te kunnen leveren aan de waarheidsvinding in buitenlandse zaken.”

De divisie biologische sporen van het NFI levert jaarlijks een bijdrage aan tussen de twintig en dertig internationale strafzaken. Het gaat behalve om hulp aan andere landen, ook om bijdragen aan onderzoeken voor bijvoorbeeld de Verenigde Naties. Het NFI was bijvoorbeeld betrokken bij de identificatie van een voortvluchtige verdachte van de Rwandese genocide uit 1994, afgelopen mei. “Het ging om een persoon die al wat langer begraven was, wat het DNA-onderzoek ingewikkeld maakte,” vertelt Kal. Daarnaast wilde de opdrachtgever graag dat het onderzoek binnen twee weken werd uitgevoerd. Behalve het uitvoeren van de onderzoeken, adviseert het NFI ook bij internationale casussen, bijvoorbeeld hoe de identificatie van slachtoffers van een massagraf het beste aangepakt kan worden.

Voor de troepen uit

“Het NFI ontwikkelt veel nieuwe technieken en past die ook toe,” zegt Titia Sijen, hoofd van het Research & Development team van de divisie Biologische Sporen. Daarom wordt er door andere landen vaak belangstellend naar het NFI gekeken: “We lopen op de troepen vooruit. Wij doen research dicht op het zaakonderzoek. We werken nauw samen met universiteiten voor de nieuwste ontwikkelingen. Wij onderzoeken die vervolgens op forensische bruikbaarheid en toepassing. En daar blijft het niet bij, we passen ze na validatie ook toe in zaken. En andersom. Daarnaast ontwikkelen we nieuwe dingen omdat we signaleren dat er vanuit de praktijk behoefte aan is. Dat versterkt elkaar.” Daarvoor zijn ook deskundigen nodig die het als een uitdaging zien om de nieuwe technieken toe te passen: “Je hebt deskundigen nodig met lef. En het Openbaar Ministerie (OM) moet het willen. In Nederland hebben we gelukkig beide.”

Mannelijke verwanten van elkaar onderscheiden

In de Noorse zaak raakte Nederland betrokken omdat het NFI het enige laboratorium is met accreditatie om nauwe mannelijke familieleden van elkaar te onderscheiden. Dat kan door forensisch onderzoek aan snel muterende Y-chromosoom markers. Het Y-chromosoom is mannelijk DNA dat van vader op zoon overgaat en dus vrijwel identiek is in de mannelijke familielijn. Sommige plaatsen van de Y-chromosomen muteren snel, dat wil zeggen dat ze vaker kleine kopieerfoutjes maken. Door die kleine kopieerfoutjes kunnen nauwe verwanten in de mannelijke lijn toch van elkaar onderscheiden worden. Het NFI heeft de accreditatie op dit bijzondere gebied te danken aan onderzoek van de afdeling Genetische Identificatie van het Erasmus MC onder leiding van Manfred Kayser: “Zij hebben de snel muterende plaatsen op het Y-chromosoom achterhaald, een methode ontwikkeld om deze te analyseren en laten zien hoe goed ze mannelijke familieleden kunnen onderscheiden. Wij hebben vervolgens gekeken of wij dit ook kunnen gebruiken bij forensisch onderzoek in strafzaken,” vertelt Sijen. Y-chromosomaal onderzoek wordt in Nederland ook gebruikt bij grootschalig DNA-verwantschapsonderzoek, wanneer mannen worden opgeroepen om DNA af te staan om te onderzoeken of ze verwant zijn aan de donor van een daderspoor.

Noorse casus

In de Noorse zaak is Y-chromosomaal DNA gevonden in een spoor op de bebloede panty van Birgitte. Het NFI analyseerde de snel muterende Y-chromosoom markers in de referentiemonsters van de verdachte en zijn twee broers. Hiermee konden ze van elkaar onderscheiden worden. De broers matchten niet met het spoor en hadden hierdoor een sluitend alibi. Voor de verdachte is nu de vraag hoe zijn DNA op de panty van het slachtoffer terecht is gekomen.

De Noorse zaak deed Kal terugdenken aan het onderzoek naar de moord op Marianne Vaatstra: “Het gaat om een zaak met enorme impact. Het was een jong meisje, dat dichtbij haar huis is verkracht en vermoord.” De moord op Birgitte Tengs is in Noorwegen een van de grootste cold cases. Eerder werd de neef van Birgitte veroordeeld voor de moord, maar hij werd later vrijgesproken. Het latere onderzoek -waaronder aanvullend DNA-onderzoek- bracht een 51-jarige man in beeld. Hij werd op 1 september 2021 aangehouden. Sindsdien zit hij vast.

Grote namen in DNA-land

Kal is net terug van zijn bezoek aan de rechtbank in Noorwegen, waar hij op zitting is gehoord, samen met andere  bekende DNA-deskundigen. Zoals de Britse Peter Gill, die aan de wieg van het DNA-onderzoek stond en de Oostenrijkse Walther Parson, gespecialiseerd in DNA-onderzoek in de moederlijke lijn en de Britse Jonathan Whitaker, pionier van verwantschapsonderzoek in de databank. Kal: “Het was een leerzaam bezoek. Het was inspirerend om hun rapporten te lezen en om te zien hoe zij werken. De nieuwste technieken rapporteren in een zaak, is steeds opnieuw het wiel uitvinden. Zo kun je steeds weer van elkaar leren.” Hij lacht: “Ik ben nog nooit in mijn leven zoveel gefotografeerd. Er was heel veel pers. Het was een indrukwekkende onderzoek.” In februari 2023 wordt de uitspraak verwacht.

RNA-onderzoek

Een door het NFI ontwikkeld softwarepakket DNAxs wordt inmiddels door zeventien landen afgenomen. Het softwarepakket wordt gebruikt om DNA-profielen te interpreteren. Ander onderzoek dat het NFI veel doet voor het buitenland is RNA-onderzoek. In tegenstelling tot DNA, vertelt RNA niet van wie een spoor afkomstig is, maar wát voor type spoor het is. RNA kan lichaamsvloeistoffen, zoals speeksel of vaginale cellen, detecteren in zedenzaken. Of onthult orgaanweefsel van bijvoorbeeld lever of hart op een mes na een steekincident. Zweden heeft besloten dit laboratorium-proces niet zelf in huis te halen, maar in te huren bij het NFI. Sijen: “Op jaarbasis leveren we een bijdrage aan tientallen internationale RNA-zaken.” Dat betreft vooral zedenzaken.  

Internationale samenwerking

Zoals het NFI internationale partners helpt met kennis en expertise, gebeurt dat ook andersom. Ronny Decorte en Sofie Claerhout van de Universiteit van Leuven lopen voorop met onderzoek aan langzaam muterende Y-chromosoommarkers. Die zijn juist geschikt om verre voorvaderen in beeld te brengen. “De verschillende laboratoria in Europa hebben verschillende expertises. Hier heb je respect voor en je maakt slim gebruik van elkaars kracht,” aldus Sijen. “Er is echt een forensic community”.

Kansen

Biedt het NFI nog kansen aan buitenlandse opsporingsdiensten die onbenut blijven? Kal denkt van wel. “Wij kunnen indien het OM daarvoor toestemming geeft, zoeken naar verwanten in de DNA-databanken. Ik weet dat veel buitenlandse collega’s dit nog niet doen, maar er wordt met veel interesse naar deze techniek gekeken, omdat die een doorbraak kan leveren in vastgelopen zaken.” Toch zijn er nog geen aanvragen uit het buitenland. Waarom niet? “Een land stuurt niet zijn hele DNA-databank makkelijk naar een ander land. Dat kan ook niet met alle privacy waarborgen.” Het NFI kan wel mobiele apparatuur en software verzorgen waarmee ze de zoekactie ook in buitenlandse databanken zouden kunnen doen. “Het is nu nog niet zover gekomen, maar ik sluit niet uit dat er hiervoor in de toekomst verzoeken voor uit het buitenland komen.”