Bacteriën in en op ons lichaam: wat kunnen ze vertellen over leven en dood? Een vooruitblik op IAFS 2023 - deel 3

De nieuwste snufjes en trends in de forensische opsporing uitwisselen, een relevant netwerk ontmoeten en ervaringen en kennis delen. Dat is waarvoor forensisch onderzoekers van over de hele wereld bijeenkomen op de driejaarlijkse bijeenkomt van de Internationale Association of Forensic Science (IAFS) in Sydney. De bijeenkomst vindt plaats van 20 tot en met 24 november. Ook forensisch onderzoekers van het NFI reizen naar Australië om over hun werk te vertellen. Eén van hen is Frederike Quaak, wetenschappelijk onderzoeker bij team Niet Humane Biologische Sporen (NHBS) van het NFI. Ze vertelt in Australië over haar onderzoek naar bacteriën in en op het menselijk lichaam en wat die kunnen betekenen voor het forensisch onderzoek. Bij levende mensen én na de dood.

In en op het menselijk lichaam krioelt het van de bacteriën. De met het oog niet waarneembare micro-organismen bieden interessante kansen voor het forensisch onderzoek. Frederike Quaak weet alles van bacteriepopulaties in grond en op het menselijk lichaam. Ze deed onderzoek naar de celtypering van de bacteriepopulaties bij levende mensen. “In en op je lichaam leven allerlei soorten bacteriën. In je mond, vaginaal, anaal en op je huid. Die worden aan andere invloeden blootgesteld en zijn daarom indicatief voor de specifieke plek. Op basis van de samenstelling van de bacteriepopulatie, kunnen we iets zeggen over waar op of in het lichaam een sample van afkomstig zou kunnen zijn.”

Vergroot afbeelding
Beeld: ©Josje Deekens
Bemonstering met wattenstaafje ter illustratie

Tissue met ontlasting

Ook is het mogelijk om op basis van de bacteriepopulatie in feces (ontlasting) onderscheid te maken of het humaan is of dierlijk. Quaak legt uit waarom dat forensisch interessant is. “Regelmatig vindt de politie een hoopje ontlasting bij bijvoorbeeld woninginbraken of overvallen”, weet de wetenschapper. “Uit angst moeten de inbrekers dat kwijt en dat gebeurt meestal niet op het toilet, maar ergens op grond.” Zo heeft ze eens een zaak gehad, een woningoverval, waar ontlasting met een tissue erop was aangetroffen. Op die tissue werd het DNA-profiel van de verdachte gevonden. Zo kon hij dus aan de woning worden gelinkt. “Om een mogelijk alternatief scenario voor het aantreffen van een tissue met het DNA van een verdachte op een hoopje honden- of kattenpoep te toetsen, hebben we onderzocht of je mensenpoep kunt onderscheiden van honden- en kattenpoep.  Gebleken is dat mensen een heel andere samenstelling in hun darmen hebben, we kunnen het onderscheid dus goed maken."

Persoonsgebonden darmpopulatie

Vanuit de medische wetenschap is bovendien bekend dat de darmpopulatie redelijk persoonsgebonden is. Quaak en haar collega’s hebben daarom ook gekeken of ze daar forensisch iets mee kunnen. “Wij hebben gezien dat je tot op zekere hoogte onderscheid kunt maken tussen mensen. Het enige lastige is dat als er veel tijd zit tussen het delict en de monstername, dat er wel eens iets veranderd kan zijn. Iemand kan een ander dieet hebben gevolgd of bijvoorbeeld antibiotica genomen hebben. Maar als het vrij kort op elkaar is of er geen grote veranderingen in het leefpatroon zijn opgetreden, kun je op basis van bacteriën de ontlasting goed terugbrengen naar een persoon.”

Zedenzaken

Ook bij zedenzaken kan het microbioom een rol spelen. Bij de divisie Biologische Sporen van het NFI, kunnen ze met RNA-onderzoek wél orale en vaginale cellen onderscheiden, maar anale celtypering kunnen ze daar nog niet. “Als er een vraag is in een zaak over een mogelijk anale verkrachting, dan kunnen wij daar het onderzoek naar doen. Wij kunnen wel onderscheiden of er in een zedenzaakbemonstering sprake is van fecaal materiaal of niet.” Het team heeft recent nog twee zaken met fecaal materiaal voor Zweden gedaan. “Internationaal gebeurt dit onderzoek nog weinig, hoewel het microbioom in de wetenschappelijke literatuur momenteel wel ‘hot’ is.” Dit komt mede door de nieuwe mogelijkheden van geavanceerde sequencing technieken, waar ook NHBS zich mee bezighoudt. Quaak wil haar internationale, forensische collega’s tijdens de IAFS graag laten zien wat er allemaal mogelijk is en wat het NFI op dit gebied kan. 

Overlijden

Bacteriën zijn dus interessant bij levende mensen, maar Quaak doet ook onderzoek naar de bacteriepopulatie na het overlijden van mensen. “Als wij leven hebben we een bepaalde samenstelling van bacteriën op ons lichaam. Waar wij naar kijken is hoe die populatie verandert op het moment dat iemand overlijdt. Een lichaam gaat dan ontbinden, en bij dat proces zijn andere organismen actief. De vraag die ik onderzoek is of je op basis van wat je aantreft een inschatting kan maken van hoe lang iemand al dood is.” Er zijn wel publicaties bekend dat dit is onderzocht bij muizen en varkens, maar nog amper bij mensen. 

Bemonsteringen

Enkele jaren geleden heeft Quaak samen met een patholoog van het NFI, al 24 overleden mensen bemonsterd die hun lichaam beschikbaar hebben gesteld aan de wetenschap. Ze hebben de lichamen op verschillende, niet invasieve plekken bemonsterd: in de mond, neus, handpalm, lies etc. “Wij hebben die samples later vergeleken met dezelfde bemonsteringen van levende mensen. Daar kwamen interessante resultaten uit, daar zag je zeker verschuivingen in.” 

De onderzoeker wijst wel op beperkingen van het onderzoek. Sommige mensen die hun lichaam aan de wetenschap doneren, worden pas uren na hun overlijden naar het ziekenhuis, Amsterdam UMC, gebracht voor wetenschappelijk forensisch onderzoek. Anderen liggen eerst nog een weekend in de koeling voordat ze onderzocht kunnen worden. Door die koeling verandert er maar weinig aan het lichaam. Dat maakt dat de onderzoekomstandigheden eigenlijk niet ideaal zijn, omdat juist die eerste periode na het overlijden belangrijk is. “In echte zaken met een dodelijk slachtoffer, ligt die persoon soms lange tijd op de bank of in de bosjes, de condities zijn dus anders. Maar binnen de onderzoeken die we nu kunnen doen, kunnen we wel bepaalde ontwikkelingen zien. Het geeft toch een indicatie. Daar wil ik mijn collega’s op de IAFS in Sydney graag meer over vertellen.”