Ongelukkige valpartij of toegebracht letsel? Kristine Beumer onderzoekt lichamelijk letsel bij kinderen

Bloeduitstortingen, brandwonden of botbreuken bij jonge kinderen: is er sprake van een onschuldige valpartij, een ziekte of is er toch meer aan de hand? Kristine Beumer, forensisch arts bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), duidt letsels bij minderjarigen. Ze ziet veel trieste zaken voorbij komen. Vaak gaat het om erg jonge kinderen met zwaar lichamelijk letsel. “Meestal kom ik als forensisch arts pas in beeld als het al te laat is. Toch heeft mijn werk impact: ik kan bijdragen aan de waarheidsvinding in zaken en van betekenis zijn voor het kind of andere betrokkenen zoals de verdachte.”

Kristine Beumer studeerde geneeskunde en werkte daarna een paar jaar in het ziekenhuis op de intensive care en bij de anesthesie. Totdat de arts plots een carrièreswitch maakte en bij de forensische geneeskunde terecht kwam. Een tak die bij de studie geneeskunde onderbelicht is, maar haar juist zo boeit. Ze volgde de tweejarige opleiding tot forensisch arts KNMG en deed de nodige praktijkervaring op in het veld. “Zo deed ik de lijkschouw, medische arrestantenzorg en werkte ik mee aan zeden- en of letselonderzoeken.”

Vergroot afbeelding
Kristine Beumer is forensisch arts bij het NFI

Minderjarigen 

Totdat haar oog valt op een vacature voor forensisch arts bij het NFI. “Ik dacht nog: die willen me vast niet hebben als groentje”, lacht ze. Maar niets bleek minder waar. In mei 2022 begint ze als forensisch arts en NFI-deskundige in opleiding. Ze komt terecht in een team dat zich bezighoudt met forensische geneeskunde voor minderjarigen. “Forensische geneeskunde is bij het NFI opgesplitst in artsen die de zaken met volwassenen doen en artsen die specifiek jeugdzaken doen”, legt ze uit. “Het merendeel van de zaken die op mijn bordje komen, zijn die met jonge kinderen en baby’s.” 

Zo ziet de arts veel ellende voorbij komen. De meeste zaken die ze behandelt, zijn de zogeheten ‘schedel hersenletsel-zaken’, ook wel bekend als de ‘shaken baby’s’. “De vragen die wij krijgen komen meestal binnen via de politie of de officier van justitie. Het gaat om kinderen bij wie mogelijk lichamelijk letsel is toegebracht. Aan mij de taak om het letsel te duiden. Soms is er namelijk een andere verklaring voor letsel, zoals een ziekte of valpartij.” In principe ziet de forensisch arts fysiek geen kinderen, maar krijgt ze voor de letselduiding verschillende stukken en opnames aangeleverd.

112-meldingen en nanny cam-beelden

Beumer ontvangt bijvoorbeeld foto’s van de buitenkant van het lichaam, waarop huidletsels zoals bloeduitstortingen te zien zijn. Daarnaast ontvangt ze medisch dossiers, radiologische beelden en processen verbaal. “Die lezen we omdat er verklaringen in kunnen staan van bijvoorbeeld de verzorgers over wat er met een kind gebeurd zou zijn, zoals vallen of stoten. Soms zie ik ook video’s of hoor ik audiofragmenten. Denk daarbij aan beelden van een nanny cam of geluidsopnamen van een 112-melding.” Beumer bekijkt al die stukken en probeert zich zo een beeld te vormen hoe de letsels verklaard zouden kunnen worden. Ze beoordeelt bijvoorbeeld hoe goed het letsel past als het zou zijn toegebracht of als een kind gevallen zou zijn. “Ik ga altijd uit van het letsel dat ik zie. Ik geef verder geen oordeel over wat er gebeurd kan zijn, dat is aan de rechter.”
 

Beumer kijkt dus erg technisch. Doordat ze inzoomt op de technische details, houdt ze afstand tot het kind en eventuele emoties. Dat helpt haar om zaken niet te dichtbij te laten komen. “Video’s kunnen wel bij me binnenkomen”, vertelt de arts. “Dat is toch aangrijpender dan stilstaand beeld. Ik merkte laatst ook dat een zaak dichtbij kan komen in de rechtszaal. Ik was mee met een collega die was opgeroepen om een toelichting op zijn bevindingen te geven. Tijdens de zitting zie je het hele systeem om het kind heen. Bijvoorbeeld de ouders, waarvan één van de twee verdacht wordt van kindermishandeling. Je ziet twee kampen en iedereen lijdt daaronder, met het kind als grootste slachtoffer.” Dat kan erg heftig zijn, heeft ze ervaren. “Als ik dan weer thuis kom, besef ik: dit moet ik niet elke week doen.”

Elke zaak is anders

Elke zaak die Beumer onderzoekt is uniek. De ernst verschilt: sommige kinderen hebben alleen bloeduitstortingen, andere overlijden. “De schade van schedel hersenletsel is vaak groot en de gevolgen langdurig. Ik besef dat mijn rapportages vergaande gevolgen kunnen hebben en dat ik ontzettend nauwkeurig mijn werk moet doen.” Bij elk onderzoek raadpleegt ze het medisch dossier van het kind. Ook beoordeelt ze samen met een radioloog de radiologische beelden. “Een symptoom van schedel hersenletsel is bijvoorbeeld bloed onder het harde hersenvlies. Hoe dat eruit ziet en waar het zit geeft richting aan mijn onderzoek. Net als eventuele andere letsels. Dat samen, in combinatie met wat we weten uit de wetenschappelijke literatuur, helpt mij bij mijn conclusie.” 

Wat het werk van een forensisch arts bij het NFI zo mooi maakt, is volgens Beumer dat ze werk doet dat impact heeft. Voor de samenleving en voor de specifieke zaak waar ze aan werkt. Het vakgebied is bovendien redelijk nieuw en in ontwikkeling. “Dat is uitdagend, want hoe kunnen we onze rapporten nóg beter maken? Ik werk in een klein team met zes artsen. Iedereen heeft een groot hart voor de zaak en streeft naar vooruitgang van het vakgebied.” Zo doen twee van haar collega’s nu hun promotieonderzoek. De één op botbreuken bij jonge kinderen, de ander op schedelhersenletsel bij jonge kinderen.

Kennis delen

De NFI-artsen delen hun kennis met andere artsen. Zo is het NFI onderdeel van het Landelijk Expertisecentrum Kindermishandeling (LECK). Daar kunnen artsen advies vragen als ze twijfel hebben over letsels bij kinderen en of die mogelijk zijn toegebracht. “Zo proberen wij in een vroeg stadium, nog voordat de politie betrokken is, van betekenis te zijn in dit soort complexe zaken. Door onze specialistische kennis te delen met bijvoorbeeld jeugdartsen van een consultatiebureau, hopen we dat verdacht letsel tijdig gesignaleerd wordt. In de schedel hersenletsel-zaken zien we namelijk regelmatig dat kinderen al eerder gezien zijn met ander letsel.”

Hoewel alle zaken triest zijn, maakt één van haar zaken in het bijzonder indruk op de arts. Het ging om een kind in verwaarloosde toestand met uitgebreid, ernstig letsel. “De details kan ik niet noemen, maar zo ernstig zie ik het niet vaak”, benadrukt ze. “Wat ik aangrijpend vind in deze zaak, is dat er meerdere volwassenen bij waren en dat niemand heeft ingegrepen. Dat niemand dit kind heeft beschermd.”

Zitvlees 

Nederland kent een fors tekort aan forensisch artsen, een probleem dat al even speelt. Om dit werk goed te kunnen doen, heb je vooral zitvlees nodig, grapt Beumer. “Het is gedetailleerd werk. Je moet het leuk vinden om veel stukken uit te pluizen en je moet nauwkeurig kunnen werken. Ook moet je de inhoud van het werk aankunnen. Een studie geneeskunde is een vereiste om de medisch dossiers te snappen.” Ze raadt het een ieder die in aanmerking komt aan om bij het NFI te werken. “Het pand zit vol met mensen die deskundig zijn op hun eigen vakgebied: pathologen, toxicologen, DNA-deskundigen. Daar werk je in sommige zaken mee samen en leer je ontzettend veel van.” Daarnaast vindt Beumer de bijzondere inkijk in het strafrechtproces die ze bij het NFI krijgt, interessant. Ze voert gesprekken over strafzaken met politie, OM en soms advocatuur. Verder krijgt ze alle ruimte om up-to-date te blijven met haar kennis én is er ruimte voor nieuwe ideeën en innovaties.

Beumer denkt dat de kracht van haar team de combinatie van zowel forensisch artsen als kinderartsen is. Die specialismes brengen hun eigen achtergrondkennis met zich mee. Zo weten kinderartsen alles over de ontwikkeling van een kind, van kinderziektes en hoe dat zich uit. De forensisch artsen zijn op hun beurt weer meer getraind in het forensisch denken. “Je weet als forensisch arts hoe een onderzoek op de plaats delict eruit ziet en je bent gewend om vanuit de bevindingen te redeneren in plaats van vanuit de gemelde toedracht. Als behandelend arts ben je opgeleid om uit te gaan van het vertelde verhaal.” 

Niet naïef

Die combinatie van kennis maakt haar team tot een geoliede machine. De collega artsen sparren dan ook regelmatig over de inhoud van zaken, maar luchten soms ook hun hart bij elkaar. “Oog voor elkaar hebben is belangrijk in ons vak. Voor ons is wat we zien dagelijkse kost, maar wat we zien is niet normaal.” Door haar werk is Beumer ook wel anders naar de wereld gaan kijken: ze is naar eigen zeggen niet naïef meer. “In mijn buurt is kort geleden een kind uit het raam gevallen; althans dat was het verhaal. De buren zeiden: ‘Heb je het gehoord? Wat vreselijk voor die ouders.’ En ik dacht meteen: misschien is het kind wel geduwd. Je wordt toch wat wantrouwender, merk ik. Je gaat niet altijd meer automatisch uit van wat mensen je vertellen.”