Samenwerkingsverband ENFSI: ‘Grote verschillen tussen landen, maar we helpen elkaar’

Het ene forensisch laboratorium heeft net alle rapporten gedigitaliseerd, terwijl de ander met zaakoverstijgende data criminele verbanden in kaart brengt. De verschillen tussen de instituten zijn groot op de jaarlijkse vergadering van het European Network of Forensic Science Institutes (ENFSI). De directeuren van tientallen Europese forensische instituten kwamen bijeen in Den Haag. Op uitnodiging van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), spraken ze over actuele thema’s voor het forensisch onderzoeksveld, zoals digitalisering, digitalisatie, digitale transformatie en kunstmatige intelligentie (AI). “Alle landen kunnen veel van elkaar leren. Van elkaars kennis, door het uitwisselen van ervaringen, maar ook door krachten te bundelen of werk voor elkaar te doen. Dat maakt het netwerk zo waardevol,” zegt Annemieke de Vries, directeur Wetenschap en Technologie van het NFI.

Daar zijn alle aanwezige directeuren het wel mee eens. Michael Bovens van het Zurich Forensic Science Institute uit Zwitserland is lid van ENFSI vanaf de oprichting, was voorzitter van de werkgroep verdovende middelen en ook voorzitter van ENFSI zelf: “ENFSI is het enige Europese netwerk over forensische wetenschap in brede zin. Ons werk is zo specialistisch. We hebben elkaar nodig om te discussiëren en ons vak verder te ontwikkelen.”

Digitalisering, digitalisatie en digitale transformatie

Alle instituten zijn volop bezig met het digitaliseren van informatie. Een klein deel van de labs is al bezig met digitalisatie, dat is het automatiseren en optimaliseren van hun processen. Toch zijn de meeste labs nog niet in de fase van digitale transformatie, de fase dat de organisatie volledig is aangepast aan de mogelijkheden die de digitale technologieën bieden. Alle deelnemers van de conferentie zijn het er wel over eens dat de razendsnelle ontwikkelingen kansen bieden voor de forensische wetenschap. “Door heel Europa worden data verzameld op forensische labs, bijvoorbeeld over de samenstelling van verdovende middelen, over welke vervolgonderzoeken kansrijk kunnen zijn. Datagedreven werken kan ons in de toekomst helpen om slimme, onderbouwde beslissingen te nemen in de zaken die we doen,” schetst De Vries.  

Verschillen tussen landen

Zwitserland is bij het onderzoek naar verdovende middelen al ver met de digitalisatie. Bijna het hele proces van het analyseren van de drug is gedigitaliseerd. En dat niet alleen, aldus Bovens. “Vroeger ging het alleen over de stoffen in dat ene monster. Tegenwoordig kunnen we ook kijken of stoffen in verschillende onderzoeken overeenkomsten vertonen. Dat kan meer inzicht geven in criminele samenwerkingsverbanden.” In Engeland zijn ze ook best al ver, vertelt Chris Enright, directeur van Forensic Science Ireland (FSI): “Wij gebruiken al data om processen verder te optimaliseren. Welke onderzoeken leveren resultaat op? Hoe kunnen we meer effectief werken? Data van voorgaande onderzoeken bevatten veel interessante informatie die we kunnen benutten in nieuwe zaken.” Annemieke de Vries beaamt dat: “Bij onze afdeling DNA gebruiken we ook informatie uit voorgaande onderzoeken om inzicht te krijgen welke vervolgonderzoeken voor een specifiek complex DNA-profiel kansrijk kunnen zijn.”

Praktische obstakels

In Frankrijk leggen ze informatie op een plaats delict vast met een tablet. Die maakt een automatisch verslag. Maar, de tablet is weer niet verbonden met het laboratorium, vertelt de Franse ENFSI-vertegenwoordiger Dominique Saint Dizier: “Het is belangrijk om van andere instituten te weten waar ze zijn op hun reis. Dan weet je waar je hulp kan vinden.” In Frankrijk kunnen stagiairs een plaats delict of een forensische autopsie bekijken met behulp van een driedimensionale bril of een virtual reality-bril. De meeste landen lopen tegen globaal dezelfde praktische problemen aan. Zoals systemen van de politie die niet goed communiceren met de labs. Maar er zijn ook juridische uitdagingen. “Als we al zouden willen, informatie uitwisselen is aan regels gebonden,” zegt Saint Dizier. We kunnen met elkaar onderzoeken hoe we hier het beste mee om kunnen gaan. In Frankrijk doen ze ook gezichtsherkenning met hulp van AI, net zoals het NFI doet. “Het zou al schelen als we allemaal met dezelfde standaarden zouden werken,” zegt De Vries. Dat is nog toekomstmuziek.

Elkaar helpen

Charlot Casha is hoofd van het forensisch instituut op Malta, zijn lab is onderdeel van de politie. Hij zit al achtentwintig jaar in het vak, maar hij ziet nog volop nieuwe uitdagingen: “Ik wil iedere dag leren. Je weet nooit genoeg, de technieken en middelen die je kan gebruiken, worden steeds beter. We maken een ontwikkeling door van traditionele werkwijzen naar nieuwe werkwijzen. We staan aan het begin van grote forensische veranderingen.” Hij neemt dus veel kennis van de conferentie mee naar huis. Daarnaast hebben ze op een klein eiland als Malta niet alle forensische deskundigheidsgebieden. Om die reden schakelen ze vaak de hulp van andere landen in, waaronder ook hulp van het NFI. Toch komt hij niet alleen halen, juist niet: “Wij hebben op Malta andere ervaring over hoe we bepaalde problemen aan kunnen pakken. Andere landen kunnen dezelfde casussen krijgen. Ook ik heb kennis waarmee ik andere landen kan helpen.” 

Oekraine

Na het binnenvallen van Oekraïne is Rusland uitgesloten van de Raad van Europa en voldeed het niet langer aan de criteria voor het ENFSI-lidmaatschap. Er zijn drie delegaties uit Oekraïne aanwezig op de ENFSI bijeenkomst. “We willen steeds de actuele situatie in ons land onderzoeken en bewijzen vergaren. Wegen, huizen en steden zijn verwoest. Mensen lijden. We hebben veel kennis nodig die we voorheen niet zo vaak gebruikten,” vertelt Ella Simakova-Yefremian, deputy director van het "Hon. Prof. M.S. Bokarius Forensic Science Institute" (NSC FSI) in Kiev: “Zoals kennis van wapens, ballistische kennis, maar ook van forensisch DNA-onderzoek, om de slachtoffers van de oorlog te kunnen identificeren. Hun dierbaren hebben het recht om te weten waar ze begraven zijn.” Ze zijn er overigens niet alleen vanwege hun hulpvraag, zegt Simakova-Yefremian: “Doordat we hier welkom zijn, voelen we ons gesteund. Dat is belangrijk voor ons.”

De Vries noemt de bijeenkomst een succes: “We zouden een stuk minder kunnen bijdragen aan een veiliger samenleving, als we niet internationaal zouden samenwerken.”