Onjuiste feiten in artikel Telegraaf over zaak Bindi

In de Telegraaf van zaterdag 23 februari 2008 staat een artikel over de zaak Bindi. In dit artikel staan meerdere feitelijke onjuistheden. Hierbij enkele feiten op een rij.

In het voorlopige sectieverslag is inderdaad sprake van een onjuiste conclusie ten aanzien van de oorzaak van het letsel. Het voorlopige sectieverslag is een dienstverlening ten behoeve van de politie. Het voorlopige verslag wordt in de regel kort na de sectie overhandigd aan de politie en de officier van justitie, de opdrachtgever. Ten gevolge van de snelheid is het risico op fouten echter iets groter. Het gaat dan ook om voorlopige conclusies. Om die reden wordt er tevens een eindrapport opgemaakt, dat pas opgesteld wordt als alle kwaliteitsprocedures van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) zijn doorlopen. Daarvan kan het aanvragen van een second opinion onderdeel uitmaken. Het alternatief zou zijn om geen voorlopige verslagen meer te maken, maar dan zou de politie een belangrijk richtinggevend instrument missen.

Omdat er bij het NFI twijfel rees over de oorspronkelijke letselinterpretatie zoals beschreven in het voorlopig sectieverslag, besloot het NFI zelf om een Belgische forensisch patholoog in te schakelen voor een second opinion. Direct na de second opinion heeft het NFI het definitieve eindrapport opgesteld en toegestuurd naar de opdrachtgever voor de sectie: de officier van justitie. In het eindrapport is de onjuiste conclusie hersteld.

Het NFI betreurt het als medewerkers met naam en toenaam worden zwart gemaakt of gediskwalificeerd, zoals in het Telegraaf-artikel. Het NFI is volledig verantwoordelijk voor, en aanspreekbaar op, het werk van zijn medewerkers. Het met naam noemen van individuele medewerkers dient dan ook geen journalistiek doel en leidt tot onnodige beschadiging van personen.

Zijn er, omdat er in het voorlopige sectieverslag is uitgegaan van een schotwond, cruciale sporen verloren gegaan?

Nee, er zijn tijdens het sporenonderzoek op de plaats delict geen sporen verloren gegaan doordat er van een bepaalde verwonding zou zijn uitgegaan. Het soort verwonding kan pas tijdens een sectie vastgesteld worden. Daarom wordt bij de bemonstering van wonden niet op voorhand uitgegaan van een specifiek soort wond.

In deze zaak is er op de plaats delict (PD) bemonsterd. De methode die is gebruikt om schotresten te bemonsteren door middel van afplakfolies, is een methode die ook wordt toegepast om vezels en microsporen veilig te stellen. Deze methode is niet-destructief.

Heeft het NFI pogingen gedaan om misstanden binnenskamers te houden? Is aan politie Utrecht geweigerd om het definitieve sectierapport te overhandigen?

Nee. Het artikel wekt ten onrechte de indruk dat het NFI geweigerd heeft om de politie stukken te overhandigen. Het voorlopige sectieverslag is zoals gebruikelijk direct na de sectie overhandigd aan de politie. Het definitieve eindrapport is pas opgemaakt na de second opinion in België; daarvóór was er geen definitief rapport. Er was dan ook geen sprake van een weigering van het NFI. Toen het eindrapport er was, mocht het NFI dit alleen sturen naar de opdrachtgever voor de sectie: de officier van justitie. Het is aan de officier van justitie om te beslissen óf en wanneer dergelijke informatie naar buiten mag. Overigens heeft het NFI sinds april 2007 toestemming van het college van procureurs-generaal om het definitieve sectierapport ook direct toe te sturen aan de onderzoeksleider bij de politie.

Welke maatregelen heeft het NFI genomen om de kans op fouten verder te verkleinen?

Hoewel pathologen en andere deskundigen zeer hoog opgeleide en ervaren professionals zijn, is er in het vakgebied van de pathologie, en ook in andere vakgebieden binnen het forensisch onderzoek, soms sprake van enige subjectiviteit. Om het deskundigenoordeel objectiever te maken, start binnenkort een NFI-breed Research & Development-programma waarbij empirisch onderzoek een belangrijke rol inneemt.

Het NFI neemt diverse maatregelen om fouten zo veel mogelijk te voorkomen. Deze bewuste zaak is uitvoerig geëvalueerd. Naast de al bestaande kwaliteitsnormen, werkt het NFI aan extra kwaliteitsverhogende maatregelen zoals: 

  • het op reguliere basis uitnodigen van buitenlandse forensisch pathologen om mee te kijken
  • het inschakelen van een tweede patholoog als observator bij een sectie bij complexe zaken.

Heeft het NFI röntgenfoto’s achtergehouden?

Nee, want er zijn geen röntgenfoto’s gemaakt. Het lichaam is wel met röntgenstraling bekeken, om te zien of er lichaamsvreemd materiaal aanwezig was. Dit was niet het geval. Daarom zijn er geen afdrukken gemaakt.

Tegenwoordig maakt het NFI vaker gebruik van moderne scantechnieken, zoals CT-scanning, om de botstructuur duidelijker in kaart te brengen.

Is het hoofd van het slachtoffer tijdens de sectie niet geopend en geprepareerd?

Tijdens de sectie is de schedel geopend, zoals de standaardprocedure voorschrijft, om de hersenen te kunnen bekijken. Aangezien de letsels voor het grootste deel in de diepste delen van het aangezicht aanwezig zouden zijn, zou voor het vaststellen hiervan het gezicht verminkt moeten worden. Uit medisch-ethische overwegingen ten aanzien van het slachtoffer en de nabestaanden, is besloten hiervan af te zien. Er is overigens geen enkele garantie, als het gezicht was opengesneden, dat de letsels in kaart hadden kunnen worden gebracht.

Over het Nederlands Forensisch Instituut

Het NFI levert in opdracht van klanten kwalitatief hoogwaardige forensische diensten met behulp van state-of-the-art technologie en wetenschap. Het NFI is een leverancier van objectieve forensische informatie en werkt aan de hand van concrete onderzoeksvragen van de opdrachtgevers. Het NFI is onafhankelijk en neemt geen standpunten in met betrekking tot schuld of onschuld. In 2006 realiseerde het NFI ruim 167.000 onderzoeken.