NFI-rapporten Schiedammer Parkmoord volledig

Het tv-programma Netwerk besteedde vrijdag aandacht aan de Schiedammer Parkmoord, in een terugblik op een uitzending uit 2005.

Kern van de uitzending in 2005 was het verwijt van onder meer oud-NFI-medewerker Richard Eikelenboom dat het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) informatie had achtergehouden. Kort na de uitzending verscheen het Evaluatierapport van de Schiedammer Parkmoord van de commissie Posthumus waarin dit ontkracht werd, maar toen waren de aantijgingen al uitgezonden. In 2005 heeft het NFI niet gereageerd op de beschuldigingen.

In de uitzending van vrijdag bestrijdt het NFI dat het informatie ‘achtergehouden’ zou hebben, er is ten tijde van het onderzoek juist contact gezocht met het Openbaar Ministerie om bepaalde inzichten extra onder de aandacht te brengen van de officier van justitie en de advocaat-generaal. Dit wordt ook geconcludeerd in het rapport van de commissie Posthumus. Wat het NFI geleerd heeft van de gang van zaken is: duidelijker en uitgebreider rapporteren, mondelinge informatie schriftelijk bevestigen en reageren als uitspraken niet kloppen, zowel in de rechtszaal als in de media.

In de uitzending van vrijdagavond bepleitten Richard Eikelenboom en rechtspsycholoog Peter van Koppen bovendien dat DNA-profielen aan de rapporten moeten worden toegevoegd, omdat het achterwege laten van die profielen betekent dat er ”bewijs achtergehouden wordt voor de rechter” en dat een rapport zonder profielen ”geen goed rapport” is. Het NFI stelt zich op het standpunt dat het wettelijk verboden* is om ongevraagd DNA-profielen in rapporten op te nemen. Alleen als de officier van justitie of de rechter er om vraagt, mogen de profielen overhandigd worden. Bovendien valt te twijfelen aan het nut van het toevoegen van profielen. Het gaat vaak juist om de complexe profielen waarover discussie ontstaat en dan is de toelichting van een deskundige onontbeerlijk.

*Zie de toelichting bij artikel 10, lid 2 van het Besluit DNA-onderzoeken in strafzaken (Besluit  van 27 augustus 2001, Stb. 400) en het arrest van de Hoge Raad, LJN: AU2250.