Berichtgeving Telegraaf onjuist

De Telegraaf heeft op 12 en 17 september artikelen gepubliceerd over o.a. onderzoek van het NFI in de zaken Bindi en Vaatstra. De berichtgeving is volstrekt onjuist.

Zaak Vaatstra

In het artikel over de zaak Vaatstra (17 september 2011) wordt de suggestie gewekt dat het NFI in eerste instantie heeft nagelaten het tasje van Marianne Vaatstra aan DNA-onderzoek te onderwerpen. Dit geeft een verkeerd beeld van de daadwerkelijke gang van zaken. De tas van Marianne Vaatstra is in 1999 namelijk door de politie niet voor onderzoek aangeboden aan het NFI, maar teruggegeven aan de familie. De tas is toentertijd dus niet door het NFI (of anderen) onderzocht.

De Telegraaf stelt verder dat het NFI heeft geweigerd het DNA-profiel, dat DNA-onderzoek door het NFI aan sporen op het lichaam van het slachtoffer opleverde, aan IFS te verstrekken. Het NFI mag stukken van overtuiging en onderzoeksgegevens  echter  niet zomaar aan derden verstrekken. Hiervoor is een opdracht van het Openbaar Ministerie of de rechtbank nodig. Het komt vaak voor dat het NFI de opdracht krijgt stukken te leveren aan andere forensische dienstverleners. Het NFI geeft hier vanzelfsprekend gevolg aan. In de zaak Vaatstra is een dergelijke opdracht  echter  niet verstrekt door het OM. 

Het door IFS opgemaakte rapport  in de zaak Vaatstra is door het OM voor inhoudelijke beoordeling aangeboden aan het NFI. Het NFI concludeerde onder meer dat de DNA-kenmerken in het rapport van IFS niet geschikt waren voor betrouwbare vergelijking van DNA-profielen. De door IFS aangetroffen profielen voldeden niet aan de criteria voor een betrouwbare vergelijking. Deze bevindingen heeft het NFI aan politie en OM gerapporteerd.

De nu door de Telegraaf voorgestelde gang van zaken staat hiermee in schril contrast.

Zaak Bindi

In het artikel over de zaak Bindi (12 september 2011) wordt de suggestie gewekt dat het NFI onzorgvuldig is omgegaan met een daderspoor, waardoor dit spoor vermengd is geraakt met dat van een van de rechercheurs die op de plaats delict aanwezig waren. Ook dit is onjuist. Van vermenging door het NFI is geen sprake. Politiemensen zijn in Nederland niet verplicht om hun DNA aan te bieden voor de eliminatiedatabank. Hierdoor is het – zoals in de zaak Bindi – onmogelijk voor het NFI of andere forensisch onderzoekers om potentiële dadersporen te onderscheiden van celmateriaal dat op de plaats delict is achtergelaten door politiemensen.

Het NFI heeft een DNA-spoor onderzocht dat door de politie als potentieel daderspoor werd aangemerkt en werd aangeleverd voor onderzoek. Er is door het NFI altijd gewaarschuwd dat de mogelijkheid bestond dat het spoor niet afkomstig was van de dader. Later bleek dat het DNA afkomstig was van een bij het onderzoek betrokken politieman. Zijn DNA-profiel werd bij het NFI bekend toen het werd opgenomen in de eliminatiedatabank. In deze databank worden de DNA-profielen van bij onderzoek betrokken politiemensen, onderzoekers, etc. opgenomen. Politiemensen zijn in Nederland niet verplicht om hun DNA-profiel te laten opnemen in de eliminatiedatabank.

Geen hoor en wederhoor

Tijdens de totstandkoming van zowel het artikel over de zaak Vaatstra als over de zaak Bindi is het NFI door de Telegraaf niet om een reactie gevraagd.