Verzetsstrijders geïdentificeerd door DNA-onderzoek

De bijzondere samenwerking tussen de Bergingsdienst van de Koninklijke Landmacht, het Landelijke Bureau Vermiste Personen van de Nationale Politie, het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), het Nederlandse Rode Kruis en de Oorlogsgravenstichting heeft in maart 2013 geleid tot de identificatie van twee onbekende verzetsstrijders die sinds de Tweede Wereldoorlog werden vermist.

DNA-verwantschapsonderzoek

Het gaat om de heer Nicolaas Corstanje uit Den Haag en heer Nicolaas van der Horst uit Amsterdam. Tijdens de opgraving van hun lichamen heeft het NFI aan de hand van botten en tanden DNA afgenomen. Het DNA is vergeleken met de DNA-profielen in de DNA-databank vermiste personen. Daarbij werden matches gevonden met het DNA dat familieleden van de beide mannen beschikbaar hadden gesteld. Het DNA van de heer Corstanje bleek een match op te leveren met het DNA van zijn 88-jarige zuster, de heer Van der Horst kon worden geïdentificeerd dankzij de overeenkomst met het DNA dat een neef had afgestaan.

Onbekenden hun naam teruggeven

Nog altijd verkeren in Nederland nabestaanden van (oorlogs)slachtoffers in onzekerheid over het lot van hun dierbaren. DNA-onderzoek bij onbekende overledenen kan duidelijkheid geven over het lot van deze mensen, zoals in het geval van heren Corstanje en Van der Horst. De DNA-databank vermiste personen die speciaal voor dit type onderzoek is opgericht, telt zo’n 900 DNA-profielen van vermiste personen, hun familieleden en ongeïdentificeerde stoffelijke overschotten. Anno 2013 hebben op deze manier al bijna twintig onbekende overledenen alsnog hun identiteit teruggekregen.

Aanverwante onderzoeksgebieden bij identiteitsbepaling

Het NFI kan meerdere onderzoeksmethoden inzetten om iemands identiteit te achterhalen. Naast DNA-onderzoek kan het NFI antropologisch onderzoek en isotopenonderzoek verrichten.

  • Antropologisch onderzoek 
    De forensisch antropoloog onderzoekt lichaamsdelen en (gecremeerde) botten. Aan de hand daarvan stelt hij een biologisch profiel op dat informatie bevat over onder andere het geslacht en de geschatte leeftijd bij overlijden. Ook doet hij onderzoek naar sporen en beschadigingen op botten. 

  • Isotopenonderzoek
    Isotopenonderzoek kan aanwijzingen opleveren over waar de onbekende dode vroeger heeft geleefd, en het gebied waar hij de laatste maanden van zijn leven heeft doorgebracht. De identiteit kan er niet direct mee worden vastgesteld, maar de aanwijzingen kunnen wel richting geven aan het tactisch vervolgonderzoek.

Voorbeelden van zaken

  • Het Rozenmeisje: een onbekende vrouw werd in 1996 in het Limburgse Grubbenvorst begraven. De identiteit van dit 'Rozenmeisje', wier lichaam was gevonden in een bos bij het rozendorp Lottum, werd veertien jaar later alsnog vastgesteld. Zo kon de familie van Josefa, zoals de vrouw bleek te heten, haar in het najaar van 2010 herbegraven in Polen. 

  • Het Heulmeisje: in 1976 werd een meisje dood gevonden op parkeerplaats De Heul langs de snelweg A12 in Maarsbergen. Nieuwe technieken werpen nieuw licht op de zaak. Het meisje blijkt uit het Duitse Eiffelgebied te komen, zo blijkt uit herkomstonderzoek op basis van isotopen door de Vrije Universiteit van Amsterdam op verzoek van het NFI.