Terugblik MH17 in vijf portretten - Eef Herregodts

“Te midden van alle wanhoop en hectiek hebben we een duidelijke uitleg kunnen geven.”

Vijf jaar geleden, op 17 juli 2014, vond de ramp met vlucht MH17 plaats. Ons land was plots ondergedompeld in diepe rouw. Tegelijkertijd zijn er te midden van die rouw en hectiek bergen werk verzet. Om de 298 slachtoffers in Nederland te krijgen, te identificeren en later het strafrechtelijk onderzoek. Ook bij het NFI was de impact van de ramp groot. Na vijf jaar blikken we terug met betrokken collega’s van verschillende afdelingen. Lees hier het interview met woordvoerder Eef Herregodts.

In de week van de ramp met vlucht MH17 stond Herregodts er alleen voor, haar collega’s van Communicatie waren op vakantie. Nadat ze hoorde van het neerstorten van MH17, brak een korte stilte voor de storm aan waarin nog veel onduidelijk was. Of het een ongeluk was en wie het identificatieonderzoek van de slachtoffers zou gaan doen was nog onbekend.

Verzoeken media

De volgende dag stond de perstelefoon van het NFI echter roodgloeiend. De vraag die op dat moment voor de media leefde is hoe de identificatie van de slachtoffers in zijn werk zou gaan. Of het NFI nou bij de zaak betrokken zou worden of niet; het instituut heeft die kennis in huis. Mede door ervaring met eerdere vliegrampen. Herregodts maakte in alle hectiek toch een weloverwogen keuze om gehoor te geven aan de massale mediaverzoeken. Samen met DNA-deskundige Lex Meulenbroek heeft ze die eerste dagen het leeuwendeel van de media te woord gestaan.

“We hebben puur en alleen verteld wat er theoretisch stond te gebeuren met het identificatieproces", legt ze uit. “Aan de ene kant heb je de slachtoffers nodig om DNA af te nemen als dat beschikbaar is, dat haal je meestal uit bot, spier of een kies. Aan de andere kant zijn familieleden of persoonlijke eigendommen van de slachtoffers nodig om de koppeling te kunnen maken.”

Duidelijkheid geven

Het was de zomer van de ramp bloedheet in Oekraïne. De slachtoffers hebben in de hitte gelegen, ook heeft er een felle brand gewoed op de rampplek. “Journalisten wilden weten wat die omstandigheden betekenen voor de identificatie van de slachtoffers”, zegt Herregodts. Ook al was er nog veel onduidelijk, voor de woordvoerder en de toenmalige directie van het NFI stond vast dat ze antwoord zouden geven op de vragen die zich die eerste dagen opdrongen. “Ik sta nog altijd achter die keuze”, benadrukt Herregodts. “Te midden van alle wanhoop en hectiek hebben we een duidelijke uitleg kunnen geven.”

Pas na enkele dagen werd de communicatie van de betrokken overheidspartijen meer gestroomlijnd vanuit een crisisteam onder de vleugels van het ministerie. Voor de deelnemers van de communicatieafdelingen van onder andere NFI, OM, politie en NCTV werd de rolverdeling sindsdien duidelijker. Voor Herregodts was dat het moment dat ze minder onbevangen in de woordvoering stond. “Ik realiseerde me dat wij een onderdeel waren van een veel groter geheel. Er werden ook duidelijke afspraken gemaakt. Zo moesten de vele nabestaanden van de slachtoffers te allen tijde als eerste geïnformeerd worden over nieuwe ontwikkelingen.”

Rennen

De eerste week na de crash is de woordvoerder naar eigen zeggen gaan ‘rennen’. Ze herinnert zich dat ze op een dag om 23.30 uur een kwartier niet gebeld was. “Dat leek het moment om te gaan slapen. De volgende ochtend wekte mijn telefoon mij weer om 06.30uur.” Opnieuw brak een dag aan waarbij haar mobiel nauwelijks van haar oor is gekomen.

Na de indrukwekkende terugkomst van de lichamen in Nederland op woensdag 23 juli, viel steeds meer op zijn plek en waren zaken geregeld. In de begindagen lag de focus echt op het identificatieproces dat werd geleid door het Landelijk Team Forensische Opsporing (LTFO). In de kazerne in Hilversum was de identificatiestraat zo ingericht dat de forensische stroom naast de identificatiestoom bestond, weliswaar strikt gescheiden.

De forensische blik op de zaak krijgt daar vorm. NFI’ers waren in de kazerne aanwezig om bewijs, zoals deeltjes metaal, uit de lichamen veilig te stellen die mogelijk iets over de toedracht konden vertellen. Hoewel dat werk van grote betekenis is voor de strafzaak, stond dat in het begin van de woordvoering niet centraal. “De pers wilde weten wat er aan lichaamsmateriaal was gevonden, wat de onderzoekers daarmee konden en hoe lang de identificatie zou duren. Maar vooral ook: hoe groot is de kans dat alle slachtoffers geïdentificeerd zouden worden?”, laat Herregodts weten.

Stapje in proces

Het LTFO was verantwoordelijk voor de woordvoering rondom het identificatieproces. Het identificatieonderzoek was immers breder dan alleen het DNA-onderzoek. Bij de lichamen die nog in tact waren, werd ook gekeken naar het gebit en unieke kenmerken zoals tatoeages. Herregodts: “Wij waren slechts een stapje in dat proces. Pas als de meest gave lichamen geïdentificeerd zijn, wordt DNA-onderzoek steeds crucialer.”

De impact van de deskundigen die tien dagen in Hilversum het mentaal zware onderzoek aan de lichamen hebben verricht, was groot. “Je bent je collega’s dagenlang kwijt. Echt tijd voor contact was er niet”, laat ze weten. “Daarnaast was het verdriet van het land enorm. Ik kon daar in die periode geen afstand van nemen omdat mijn werk daar ook onderdeel van uitmaakte. Dat heeft veel indruk op mij gemaakt. Bij het NFI werd keihard gewerkt, dat liet de mensen niet ongemoeid. Dat zag je. De tranen zaten hoog in die dagen.”

Verbinding

In de beginfase na de ramp was het vooral hollen. Later zijn er op het NFI praatsessies voor de betrokkenen georganiseerd om weer rust in het hoofd te krijgen. Intern heeft dit onderzoek voor grote onderlinge verbinding gezorgd, zegt Herregodts. “Het is bijzonder dat we met collega’s uit alle gelederen van de organisatie en vanuit allerlei invalshoeken aan dezelfde zaak hebben gewerkt. Collega’s van de DNA-afdeling en degenen die in Hilversum gewerkt hebben, hebben de slachtoffers en hun bezittingen in hun handen gehad. De impact die de ramp op mij als woordvoerder heeft gehad is groot, die moet voor hen gigantisch zijn geweest.”

Bellen in speeltuin

Dit onderzoek stond op de eerste plaats en overschaduwde ook het privéleven van veel NFI’ers. Herregodts heeft die eerste weken haar ouders gevraagd om thuis bij te springen en op haar tweejarige zoontje te passen. “Ook in de weekenden stond ik te bellen in de speeltuin”, zegt ze. “Ik heb alles zo veel mogelijk over me heen laten komen. Ik zal ook best verkeerde beslissingen hebben gemaakt. Op dat moment voelde ik sterk de verantwoordelijkheid om media te informeren. Ik zag dat echt als onze maatschappelijke plicht.”

Dat bracht ook kritische geluiden met zich mee. Het NFI zou zichzelf in spotlights hebben willen zetten. Toch is dat nooit Herregodts haar drijfveer geweest. “Er was is iets vreselijks gebeurd, heel Nederland stond op zijn kop. Journalisten doen hun werk, die willen weten wat er gaat gebeuren. De kennis en ervaring die het NFI in huis heeft, hebben we met het land willen delen.”

Wakker liggen

In het kleine decennium dat de woordvoerder bij het NFI werkt, hebben vele grote en verdrietige zaken de revue gepasseerd. Toch is dit een zaak die zijn gelijken niet kent. “Als ik van tevoren had geweten dat ik een week alleen als woordvoerder bij het NFI zou zijn en dat er een grote ramp zou plaatsvinden, zou ik een maand wakker liggen. Maar als het gebeurt doe je wat je moet doen. Je kunt je niet op zoiets groots voorbereiden. De deskundigen waren voor mij goud waard. Die weten zo veel en kunnen het zo goed vertellen.”

De ramp met vlucht MH17 heeft de woordvoerder gevormd in haar werk, maar ook als mens. Door haar werk kon ze geen moment afstand nemen van deze ramp, het niet even ‘uitzetten’. “Het heeft me bewust gemaakt van de vergankelijkheid van het leven. Deze mensen leefden toe naar een prachtige reis in Azië. Je weet hoe je je zelf op je vakantie kunt verheugen, hoe je zelf in het vliegtuig stapt. Er was niemand die er rekening mee hield dat het vliegtuig uit de lucht werd geschoten. Dat het echt is gebeurd dat deze mensen, deze kinderen plots uit het leven zijn gerukt, bezorgt me nog altijd koude rillingen.”