Algemene toelichting opgraven en identificeren van vermiste personen

Het NFI ontvangt veel vragen van journalisten naar aanleiding van de werkzaamheden die op de begraafplaats in Maastricht plaatsvinden in de zaak Tanja Groen. Het NFI kan niet op deze specifieke zaak ingaan. Wel kunnen we in algemeenheden beknopt schetsen hoe dergelijk onderzoek in zijn werk kan gaan.

Wanneer politie en Openbaar Minister het NFI vragen onderzoek te doen naar een mogelijke begraafplaats van een vermist persoon, voeren de twee forensisch archeologen van het NFI dit onderzoek uit. Zij onderzoeken en openen het graf zo dat zij het aanwezige sporenbeeld zo min mogelijk aantasten.

Ze graven het graf heel voorzichtig laag voor laag af en kijken bijvoorbeeld naar sporen die duiden op bodemverstoringen en naar sporen die iets kunnen zeggen over de datering van een graf. Denk hierbij aan de aanwezigheid van pollen, insecten en/of planten(wortels). Dit doen de forensisch archeologen met uiterste precisie.

Met deze voorzichtige manier van werken, zorgen de forensisch archeologen er tevens voor dat eventuele beschadigingen in bijvoorbeeld botten nader te onderzoeken blijven en voorkomen ze dat er nieuwe beschadigingen ontstaan.

Biologisch profiel

Als de forensisch archeologen stoffelijke resten aantreffen, kijken ze eerst of het menselijke of dierlijke resten zijn. Indien het menselijke resten betreft, onderzoeken de twee forensisch antropologen van het NFI aan wie de resten kunnen toebehoren. Afhankelijk van welke stoffelijke resten zijn gevonden, stellen zij een biologisch profiel op. Dat geeft informatie over het geslacht van de aangetroffen persoon en een indicatie van zijn of haar lichaamslengte en leeftijd.

Eventuele beschadigingen aan de stoffelijke resten onderzoeken de forensisch antropologen met als doel inzicht te krijgen in hoe het slachtoffer mogelijk om het leven is gekomen.

Naast het achterhalen van de identiteit van het slachtoffer, vragen politie en Openbaar Ministerie het NFI vaak te onderzoeken wat er met een aangetroffen slachtoffer is gebeurd en welke sporen de dader mogelijk achterliet. 

DNA-onderzoek ter identificatie

DNA-onderzoek kan inzicht geven in of de stoffelijke resten van het aangetroffen slachtoffer van de vermiste persoon zijn. Of dit lukt, is afhankelijk van de staat waarin de stoffelijke resten verkeren. DNA breekt af door direct zonlicht, vocht en hoge temperaturen. In botten en tanden blijft DNA het langst bewaard.

Als het lukt om het DNA-profiel van het slachtoffer te verkrijgen, kunnen de DNA-onderzoekers van het NFI dit vergelijken met de DNA-profielen van directe familieleden (ouders, kinderen, broers of zussen) en de vermiste persoon identificeren of uitsluiten.