2020: een goed jaar voor de identificatie van onbekende doden

Steeds meer onbekende doden krijgen hun naam terug door de inzet van de politie, defensie en het NFI. Van slachtoffers die uit de zee komen en slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog tot mensen die dood op straat of in een woning zijn gevonden. Alle soms nog jonge routes die er zijn om de identiteit van deze mensen te achterhalen, wierpen dit jaar hun vruchten af. DNA-verwantschapsdeskundige Charissa van Kooten blikt terug op een bijzonder jaar.

Een onbekende man die is aangespoeld op Terschelling. Stoffelijke resten die naar boven kwamen bij het uitbaggeren van een sloot. Een slachtoffer van de Tweede Wereldoorlog dat zonder naam is begraven. De stoffelijke resten van een Zeeuw die zijn aangetroffen in Frankrijk. Zomaar een greep uit de schrijnende zaken waar Charissa van Kooten samen met haar collega’s en de politie aan werkt. Onbekende doden hun naam teruggeven of vermiste personen ‘terugbrengen’ bij hun geliefden. Daar zetten ze zich elke dag met passie voor in. 

Tandenborstel

De Nederlandse DNA-databank Vermiste Personen speelt daar een belangrijke rol in, laat Van Kooten weten. “Die bestaat sinds 2007 en is een verzamelplaats voor verschillende categorieën onbekende doden zoals oorlogsslachtoffers, zeeslachtoffers, maar ook recente vermissingen. Het NFI neemt DNA-profielen van vermiste personen in de databank op. Zo’n profiel wordt vaak gemaakt aan de hand van hun persoonlijke gebruiksvoorwerpen zoals een tandenborstel.” In deze databank zitten verder vooral veel profielen van de familieleden van vermiste personen die een (indirecte) match kunnen opleveren.

Ervaring en expertise

Het NFI doet normaal gesproken sporenonderzoek bij misdrijven. De reden dat vooral de DNA-databank voor strafzaken bekend is. Bij de onbekende doden kan het vermoeden van een misdrijf bestaan, maar dat hoeft zeker niet. Het kan juist ook gaan om een ongeval, een natuurlijk overlijden of zelfdoding. “Het NFI doet de identificaties omdat wij de ervaring, expertise en technieken daarvoor in huis hebben. Wij kunnen DNA-profielen vervaardigen uit soms heel oude of zwaar beschadigde botresten”, legt Van Kooten uit. “Ook is het NFI de ervaren beheerder van de strafzakendatabank.”

Alle routes benut

Het gros van de identificaties doet Van Kooten in de spoedprocedure. Bij die groep is vaak al een vermoeden van identiteit omdat ze in een woning gevonden zijn. Omdat ze daar meestal langere tijd hebben gelegen, zijn deze mensen niet meer goed herkenbaar. “We moeten de identiteit wel kunnen bevestigen. Dit jaar hebben we meer dan één spoedidentificatie per week gehad.”

Naast de identificaties in de spoedprocedure, is aan dit jaar opvallend dat alle mogelijke routes om onbekende doden te identificeren successen hebben opgeleverd. Van Kooten: “Ze zijn allemaal wel voorbij gekomen. De Nederlandse DNA-databank vermiste personen, de internationale databank van Interpol en zelfs de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Zo hebben we in zeker tien oudere zaken na jaren zoeken alsnog een match weten te vinden.” Voorgaande jaren leverde zo’n oude zaak één tot twee keer per jaar een match op. Dit  jaar hadden we er elke maand wel een.”

Bot, bloed, spierweefsel of gebit

Van Kooten vertelt hoe het proces bij het NFI in zijn werk gaat als er geen vermoeden bestaat wie de onbekende dode zou kunnen zijn. “De wet maakt bij onbekende doden onderscheid tussen twee categorieën: het vermoeden van een misdrijf of niet. Als er geen vermoeden is van een misdrijf, maken we een DNA-profiel op van de stoffelijke resten zoals botresten, bloed, spierweefsel of gebitselementen. Dat profiel laad ik altijd als eerste in bij de DNA-databank vermiste personen om het profiel te vergelijken met de profielen van de andere stoffelijke overschotten en lichaamsdelen die daar in zijn opgenomen. Dit doen we om te kijken of verschillende lichaamsdelen aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Daarnaast wordt het profiel vergeleken met de DNA-profielen afkomstig van de persoonlijke bezittingen van vermiste personen. Als dat een match oplevert, is dat een één op één match.”

Bij langdurig vermisten zijn de gebruikelijke persoonlijke gebruiksvoorwerpen zoals een tandenborstel of scheermesje vaak niet meer beschikbaar. Dan stuurt de familie bijvoorbeeld de melktandjes op. Die zijn heel geschikt om een DNA-profiel uit te krijgen omdat het bloed en speeksel in de binnenkant vaak goed bewaard blijft. In deze databank zijn verder de DNA-profielen van de familieleden van vermiste personen opgenomen.

Als uit deze databank geen match komt, is stap twee dat Van Kooten het DNA-profiel van de onbekende dode laat opnemen in de databank van Interpol in Frankrijk. “Daar kunnen landen wereldwijd de DNA-profielen van onbekende doden, van vermiste personen of van sporen voor aanleveren in de hoop dat daar een match uitkomt”, licht Van Kooten toe.

Familial search

Als ook dit niks oplevert, biedt de DNA-databank voor strafzaken waar veroordeelden, verdachten en slachtoffers in zitten nog kansen. Als er geen vermoeden is van een misdrijf, staat de wet het toe om het DNA-profiel van de onbekende dode eenmalig één op één te vergelijken in de databank voor strafzaken met de DNA-profielen van verdachten en veroordeelden. Dit mag dus niet met sporen uit strafzaken.

Als er wel een vermoeden bestaat van misdrijf, dan mag Van Kooten het DNA-profiel van de onbekende dode permanent opnemen in de strafzakendatabank en mag ze die ook vergelijken met sporen. Elke nacht vindt ook automatisch een vergelijking plaats met de strafdatabanken van verschillende Europese landen die bij het Prüm-verdrag zijn aangesloten. Daarnaast mag sinds 2012, in heel specifieke zaken, ook naar familieleden worden gezocht in de strafzakendatabank. Hier is wel toestemming voor nodig van de Rechter-Commissaris. Voor de onbekende doden is dit nog niet zo vaak uitgevoerd, weet Van Kooten. “Dit heeft tot op heden nog niet tot een identificatie geleid.”

De aanhouder wint

Bij de start van de databanken, gebeurde het regelmatig dat de verwantschapsdeskundige aan het einde van de rit geen match had. Nu het vaker en op meerdere manieren wel lukt, beseft Van Kooten weer waar ze het voor doet. Dit jaar hebben circa zeventig onbekende doden in de spoed met DNA de bevestiging van de vermoedde identiteit gekregen. Vorig jaar waren dat er nog zestig. “2020 laat mooi zien dat al die verschillende routes wel wat hebben opgeleverd. De aanhouder wint. Soms moesten we jaren wachten. Maar nu zien we dat we de vruchten plukken van alle mogelijke technieken die we uit de kast hebben gehaald om een DNA-profiel te maken en toch die match te krijgen.”

Techniek volop in ontwikkeling

Door de steeds gevoeligere technieken waar het NFI mee werkt, is steeds meer mogelijk. Samen met de politie en bergings- en identificatiedienst van de koninklijke landmacht, kijkt Van Kooten regelmatig opnieuw naar oude zaken waarbij het in het verleden niet lukte om een DNA-profiel uit lichaamsmateriaal te verkrijgen. Als het NFI verder is met de techniek, beoordeelt Van Kooten of het in die zaak zin heeft om nog een poging te wagen. Ze kijkt dan naar de eerdere resultaten: Is er nog materiaal? Wat kwam er destijds uit? Was er helemaal geen DNA gemeten of een beetje? “Zo gaan we de komende tijd opnieuw naar een aantal zaken kijken”, laat Van Kooten weten.

Verwerking

Wat de verwantschapsdeskundige zo aantrekt bij dit type zaken is dat ze zo snel resultaat heeft. “Ik kan vaak snel iets teruggeven aan de samenleving, aan de nabestaanden. Ik vind dat niemand als onbekend begraven zou moeten worden. Een identificatie is bovendien heel belangrijk voor de familie om verder te kunnen met hun verwerking. Het geeft me veel voldoening dat ik daar mijn steentje aan bijdraag.”