Bloedspoorpatronen op de plaats delict

De politie kan bij het onderzoek op de plaats delict (PD) de hulp inroepen van een deskundige op het gebied van bloedspoorpatronen. Dit specialisme is belegd bij de sporendeskundigen die deel uitmaken van PD-ondersteuning bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).

Vorm, grootte, locatie en verspreiding van de sporen zeggen veel over hoe het bloedspoor kan zijn ontstaan en wat er op de plek van het misdrijf kan zijn gebeurd. PD-ondersteuning ondersteunt de politie met advies en het analyseren van bloedspoorpatronen.

Welke vragen krijgt de onderzoeker?

  • Welke gebeurtenissen hebben plaatsgevonden?
  • In welke volgorde?
  • Zijn er bloedsporen van iemand anders dan het slachtoffer aanwezig?
  • Kan er een uitspraak gedaan worden over het vóórkomen van sporen in het licht van verschillende scenario’s?

Detectie

Bij het zoeken naar bloedsporen wordt gebruik gemaakt van verschillende detectiemiddelen, zoals een forensische lichtbron en indicatieve tests. Aangetroffen bloedsporen worden gefotografeerd, beschreven en geclassificeerd. Per bloedspoorpatroon neemt de sporenonderzoeker tenminste één monster voor DNA-onderzoek om te achterhalen van wie het bloed afkomstig kan zijn.

Vorm, grootte, locatie en verspreiding van de sporen zeggen veel over hoe het bloedspoor kan zijn ontstaan en wat er op de plek van het misdrijf kan zijn gebeurd.

Conclusie na analyse van bloedspoorpatroonanalyse kan zijn:

  • opsomming van mogelijke handelingen of activiteiten
  • in welke volgorde die hebben plaatsgevonden
  • positie of houding van personen of voorwerpen tijdens het delict
  • afwijkende bloedspoorpatronen kunnen een aanwijzing zijn voor de aanwezigheid van een tweede donor van bloedsporen op de plaats delict