Kras-, indruk- en vormsporen

Kras-, indruk- en vormsporenonderzoek bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) richt zich op sporen die zijn veroorzaakt door de krachtsinwerking van een voorwerp op een ander voorwerp of materiaal. Hieronder vallen werktuigsporenonderzoek, schoen-, handschoen- en bandsporenonderzoek, soucheonderzoek en schoen/voetonderzoek.

Bij soucheonderzoek staat de vraag centraal of de delen oorspronkelijk één geheel hebben gevormd. Het gaat dan om materiaaldelen (van tape, vuilniszakken, moordwapen enz.) die zijn gebroken, gescheurd, geknipt of gesneden.

Kras-, indruk- en vormsporenonderzoek is een van de disciplines van het team microanalyse invasieve trauma’s (MIT). Dit team onderzoekt of een letsel in het menselijk lichaam is veroorzaakt met een bepaald werktuig of voorwerp.

Een voorbeeld: steekletsel

Er heeft een overval in een woning plaatsgevonden waarbij via een raam toegang tot de woning is verkregen. De eigenaar van de woning wordt gekneveld en dood aangetroffen. De politie vindt de volgende sporen op de plaats delict: werktuigsporen aan het inklimraam, schoensporen onder het inklimraam en tape waarmee het slachtoffer is gekneveld. Tijdens de sectie op het stoffelijk overschot treft de patholoog steekletsels met in één daarvan een afgebroken punt van een mes. Bij een verdachte zijn een breekijzer, een paar schoenen, een rol tape en een mes gevonden.

Met een vergelijkingsmicroscoop worden de afgevormde sporen en proefsporen vergroot naast elkaar vergeleken.

Welke vragen kan de onderzoeker beantwoorden?

  • Zijn de werktuigsporen veroorzaakt met dit breekijzer?
  • Zijn de schoensporen ontstaan door de schoenen van de verdachte?
  • Zijn de schoenen gedragen door de verdachte?
  • Vormen de materiaaldelen een souche? In voorbeeld: tussen de gevonden tape waarmee de verdachte was gekneveld en de rol gevonden bij de verdachte, of tussen het stukje mes wat is gevonden in het slachtoffer en het mes van de verdachte.
  • Zijn de steekletsels veroorzaakt met het mes?

Welke methoden gebruikt de onderzoeker?

De onderzoeker maakt veelvuldig gebruik van afvormingen van sporen, vervaardigd met siliconen materiaal. Ook maakt hij afvormingen van proefsporen met de voorwerpen die mogelijk de sporen hebben veroorzaakt.

Met een vergelijkingsmicroscoop worden de afgevormde sporen en proefsporen vergroot naast elkaar vergeleken.

Met de Infinite Focus Microscoop vergelijkt de onderzoeker de driedimensionale beelden en bepaalt oppervlaktestructuren.

Productie- en gebruikskenmerken

De NFI-onderzoeker zoekt naar overeenkomsten en verschillen tussen productie- en gebruikskenmerken. Productiekenmerken geven informatie over het soort werktuig of voorwerp dat is gebruikt. Overeenkomsten of verschillen kunnen leiden tot het in aanmerking komen of het uitsluiten van een werktuig of voorwerp. Onregelmatigheden in de sporen die overeenkomen met beschadigingen, die door het gebruik zijn ontstaan in het voorwerp, kunnen leiden tot de identificatie van het voorwerp.

Mogelijke uitkomsten van het onderzoek

  • De werktuigsporen, steekletsels, schoensporen en voetsporen blijken kenmerkende overeenkomsten te vertonen met proefsporen die zijn gemaakt met het breekijzer, het mes, de schoenen en de voeten van de verdachte.
  • De uiteinden van de tape blijken complementair overeen te komen en ook de breuksporen van de mesdelen.
  • Een stuk tape, waarop DNA-materiaal van een verdachte is gevonden, blijkt zich te bevinden op 5 meter van de 12 meter gebruikte tape, waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte met het delict te maken heeft gehad.