NOFA: 'Nader Overlijdensonderzoek Forensisch Arts'

Is iemand overleden door een hartinfarct of is iemand mogelijk van de trap geduwd? Het is een voorbeeld van een vraag die (eerstelijns) forensisch artsen proberen te beantwoorden. Zij komen ter plekke om te onderzoeken of iemand op natuurlijke wijze is overleden of dat er mogelijk sprake is van een misdrijf. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) voert, in samenwerking met forensisch artsen, het Maastricht Universitair Medisch Centrum (MUMC+) en het Groene Hart Ziekenhuis, onderzoek uit of en hoe forensisch artsen beter ondersteund kunnen worden in hun onderzoek naar de doodsoorzaak.

NOFA is gericht op het vergroten van de mogelijkheden van de (eerstelijns) forensisch arts om aanvullend overlijdensonderzoek aan te vragen.

Het onderzoek draagt de naam ‘Nader Overlijdensonderzoek Forensisch Arts’ en wordt gefinancierd door ZonMw. NOFA is gericht op het vergroten van de mogelijkheden van de (eerstelijns) forensisch arts om aanvullend overlijdensonderzoek aan te vragen. Aanvullend onderzoek, zoals een gerechtelijke sectie, kan nu alleen in opdracht van het Openbaar Ministerie (OM) worden uitgevoerd als er een vermoeden bestaat van een misdrijf. Een aanwijzing daarvoor kan echter besloten liggen ín een lichaam en pas vindbaar zijn na aanvullend onderzoek. Daarnaast zijn er andere vragen die soms resteren, zoals de doodsoorzaak. De doodsoorzaak is in veel gevallen niet bekend, maar de omstandigheden rondom het lichaam kunnen wel aanwijzingen geven voor een misdrijf. Met NOFA hopen de onderzoekers de steeds kleiner wordende beroepsgroep van forensisch artsen te ondersteunen en duidelijk te krijgen waar mensen in Nederland precies aan overlijden.

Snel resultaat

NOFA richt zich op overlijdens waarbij er nog vragen zijn, of waarbij de omstandigheden opvallend zijn en na afronding van het onderzoek door de politie en de officier van justitie. Denk hierbij bijvoorbeeld aan overlijden na een val van een trap, of een onverwacht overlijden van een 20-jarige zonder duidelijke doodsoorzaak.  Het nader onderzoek is mogelijk na toestemming van de nabestaanden. Stapsgewijs kan er een keuze worden gemaakt voor radiologisch, toxicologisch/biochemisch, en – wanneer de eerste resultaten daartoe aanleiding geven – pathologisch onderzoek en/of genetisch onderzoek. Alle resultaten worden gezamenlijk met de betrokken deskundigen besproken. Het lichaam kan hierbij doorgaans binnen 1 à 2 werkdagen terug naar de nabestaanden.

Bij aanwijzingen voor een strafbaar feit, stopt het NOFA onderzoek direct en legt de forensisch arts contact met de officier van justitie. NOFA ondersteunt zo de forensisch artsen om resterende vragen te kunnen beantwoorden, wat zowel van belang is voor de nabestaanden, als voor Justitie en de gezondheidszorg.

Voor het wetenschappelijk onderzoek is vier jaar uitgetrokken, maar er zal ook over de tussentijdse bevindingen worden gerapporteerd. 

Het onderzoek is een samenwerking tussen het Groene Hart ziekenhuis (forensische radiologie), forensisch artsen, het MUMC+ (genetica) en verschillende afdelingen van het NFI (forensische pathologie en forensische toxicologie).

ZonMw heeft voor dit onderzoek voor het eerst geld beschikbaar gesteld voor ‘forensische geneeskunde’.

Financiering door ZonMw

ZonMw stimuleert gezondheidsonderzoek en zorginnovatie: ze financieren gezondheidsonderzoek, stimuleren het gebruik van de ontwikkelde kennis en signaleren waar meer kennis nodig is. Met het programma Forensische Geneeskunde dragen ze bij aan de wetenschappelijke onderbouwing en daarmee de kwaliteitsverbetering van de eerstelijns forensische geneeskunde. De thema’s zijn gebaseerd op de kennisagenda zoals die door het Forensisch Medisch Genootschap (FMG) is samengesteld. Een belangrijk onderwerp is het verbeteren van het overlijdensonderzoek in Nederland.